Relatief veel geld aan zorg voor psychische en gedragsstoornissen
Nederland geeft meer geld uit aan kortdurende opnames voor psychische en gedragsstoornissen dan andere OESO-landen. Binnen ziekenhuizen (waaronder ook GGZ instellingen) zijn de uitgaven voor bijna een kwart toe te rekenen aan de zorg hiervoor. Dat is meer dan twee keer zo veel als in andere OESO-landen. Dat blijkt uit de OESO publicatie: ‘Health at a glance 2015’. Nederland heeft in vergelijking met andere landen een ruim en open aanbod aan behandelingen. Ook nam het gebruik van geestelijke gezondheidzorg toe.
23 procent van uitgaven naar psychische en gedragsstoornissen
De internationale vergelijking van zorgkosten richt zich op de uitgaven bij ziekenhuiszorg met opnamen. In Nederland wordt 23 procent van deze uitgaven besteed aan de behandeling van psychische en gedragsstoornissen. Dit is veel hoger dan het gemiddelde van 11 onderzochte OESO-landen (9 procent).
In Duitsland was het aandeel 13 procent, in Zweden 7 procent. De behandeling van hart- en vaatziekten en kanker zijn in Nederland de twee andere ziekten die daarop volgen met 14 en 11 procent van de uitgaven, dit is vergelijkbaar met andere OESO-landen.
14 miljard naar uitgaven psychische en gedragsstoornissen
In 2011 gaf Nederland 67 miljard euro (internationale definitie) uit aan gezondheidszorg. Daarvan was 14 miljard (21 procent) toe te rekenen aan psychische en gedragsstoornissen. Hieronder vallen dementie, verstandelijke handicaps, depressies, stemmingsstoornissen, stoornissen door alcohol en drugs of persoonlijkheidsstoornissen. In Duitsland wordt 11 procent van de uitgaven gebruikt voor behandeling van psychische en gedragsstoornissen.
Het merendeel van die 14 miljard euro voor psychische en gedragsstoornissen gaat naar behandeling met langdurige zorg. Het gaat hier vooral om zorg voor patiënten met dementie en om verstandelijk gehandicapten. Daarnaast nemen ook poliklinische en ambulante behandelingen en geneesmiddelen een deel van de uitgaven op zich.
Internationale definitie: behandelingen korter dan een jaar
In de internationale vergelijking van de uitgaven aan behandeling van psychische en gedragsstoornissen beperkt de OESO zich tot de uitgaven aan behandeling met een kortdurende opname in een instelling of ziekenhuis. Het gaat hier om behandelingen die korter dan een jaar duren. In Nederland is dat 27 procent is van alle uitgaven aan psychische en gedragsstoornissen. Dat was in 2011 bijna 4 miljard euro. Het merendeel van deze uitgaven komt voor rekening van gespecialiseerde GGZ instellingen Deze instellingen worden bij de internationale vergelijkingen tot de ziekenhuissector gerekend. In algemene en academische ziekenhuizen gaat het slechts om 3 procent van de uitgaven.
Groei aanbod behandelingen en groei patiënten
Door de zorg voor psychische aandoeningen in te perken tot zorg met -korte- opname in ziekenhuizen of instellingen, heeft de internationale vergelijking voornamelijk betrekking op de uitgaven van de GGZ sector, en nauwelijks op de uitgaven van de ouderenzorg of gehandicaptenzorg. Het relatief hoge aandeel van 23 procent voor psychische en gedragsstoornissen zoals de OESO signaleert is in lijn met de ontwikkelingen die in de GGZ sector al langer zijn waargenomen.
Nederland heeft in vergelijking met andere landen een ruim en open aanbod. Sinds 2000 is de ambulante zorg toegenomen, terwijl de klinische zorg niet af nam. In andere landen is bijvoorbeeld het aantal bedden voor opnamen sterker gedaald dan in Nederland. Daarnaast nam het gebruik van geestelijke gezondheidszorg toe. De uitgavengroei weerspiegelde zo vooral de groei van het aantal behandelingen en cliënten.
Uit de recentere cijfers van het CBS over de zorguitgaven voor de GGZ sector (alle aanbieders, inclusief ambulante zorg en langdurige zorg) blijkt overigens dat de uitgaven sinds 2012 nog wel toenemen, maar niet meer zo sterk.
Uitgaven Nederlandse gezondheidszorg internationaal niet de hoogste
Van alle OESO-landen geeft Nederland niet het meeste geld uit aan gezondheidszorg. Tegenover de Nederlandse 4 252 euro per persoon in 2013 staat de absolute grootverbruiker de Verenigde Staten met 7 221 euro. Per inwoner geven ook Noorwegen en Zwitserland meer uit dan Nederland.
Nederland geeft wel bijna 60 procent meer uit dan het gemiddelde van de OESO (2 682 euro). Turkije geeft van de OESO-landen met 780 euro per inwoner het minste uit.