Armoedesignalement 2013: Sterke groei armoede in 2012, maar afzwakking verwacht

  • In 2012 is de armoede in Nederland sterk toegenomen, net als in 2011. Ramingen wijzen op een minder sterke groei in 2013, en een verdere afname in 2014.
  • Ook de langdurige armoede liep in 2012 op.
  • De kans op armoede is het hoogst bij eenoudergezinnen, alleenstaanden tot 65 jaar, niet-westerse huishoudens en bijstandontvangers. Bij al deze groepen nam het armoedepercentage in 2012 flink toe.
  • Sinds 2007 is de armoede onder kinderen sterk toegenomen.
  • Armoede concentreert zich in de grote steden. De postcodegebieden met de meeste armoede liggen in Leeuwarden en Den Haag.

Dit zijn enkele conclusies uit het vandaag verschenen Armoedesignalement 2013. In het rapport geven onderzoekers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) een zo actueel mogelijk beeld van de omvang, ontwikkeling en karakteristieken van armoede in Nederland.
Het Armoedesignalement 2013 is het vierde jaarrapport in een informatiereeks over armoede, die door het SCP en het CBS gezamenlijk wordt uitgebracht.

Armoedegrenzen

In het rapport zijn twee hoofdcriteria voor armoede gebruikt.
Het CBS bespreekt de kans op armoede aan de hand van de lage-inkomensgrens. Deze grens vertegenwoordigt een vast koopkrachtbedrag en wordt jaarlijks alleen aangepast voor de prijsontwikkeling. Het CBS beschrijft vooral de kans op armoede onder huishoudens.
Het SCP beschrijft armoede op grond van het niet-veel-maar-toereikendcriterium.
Dit normbedrag is gebaseerd op de minimaal vereiste uitgaven voor voedsel, kleding, wonen en sociale participatie. Het SCP kijkt voornamelijk naar de armoede van individuele personen.
In bijlage A van dit persbericht worden de armoedegrenzen verder toegelicht.

Gegevens

Voor het vaststellen van de omvang van armoede is vooral gebruik gemaakt van het Inkomenspanelonderzoek van het CBS. De meest recente cijfers lopen tot en met 2012. In aanvulling hierop heeft het SCP de omvang van armoede in 2013 en 2014 met behulp van een rekenmodel geraamd. Bijlagen B en C geven een overzicht van de ontwikkeling van armoede in de periode 2000-2014.

Armoede in 2012 sterk gestegen

De economische crisis die eind 2008 begon had aanvankelijk een bescheiden effect op de omvang van armoede. Pas in 2011 begon de armoede volgens beide grenzen flink toe te nemen, en in 2012 was de stijging nog groter.

Afgemeten aan de lage-inkomensgrens hadden 664 duizend huishoudens (9,4 procent van alle huishoudens) in 2012 kans op armoede. Dat betekent een forse stijging ten opzichte van 2011 en 2010 toen respectievelijk 575 duizend huishoudens (8,2 procent) en 514 duizend huishoudens (7,4 procent) een laag inkomen hadden. In totaal moesten 1,329 miljoen mensen in 2012 rondkomen van een laag inkomen.

In 2012 hadden 1,197 miljoen mensen een inkomen onder het niet-veel-maar-toereikendcriterium (7,6 procent van de bevolking). Dat jaar kwamen er 152 duizend arme personen bij; in 2011 was de arme groep al met 100 duizend gegroeid. In 2012 verkeerden 551 duizend huishoudens onder het niet-veel-maar-toereikendcriterium (7,8 procent van alle huishoudens).

Afzwakking verwacht

De ramingen geven aan dat de armoede in 2013 volgens beide grenzen nog op zal lopen, maar minder dan in 2012. In 2014 neemt de armoede aan de hand van het niet-veel-maar-toereikendcriterium naar verwachting iets af, terwijl ze op basis van de lage inkomensgrens minder sterk groeit dan in 2013.

Volgens het niet-veel-maar-toereikendcriterium stijgt het aantal armen in 2013 naar verwachting met 16 duizend personen, tot 1,,213 miljoen (7,7 procent). In 2014 zal dit vermoedelijk met 35 duizend mensen afnemen. Er zijn dan 1,178 miljoen armen (7,4 procent), iets minder dan in 2012. 

Op basis van de lage-inkomensgrens komen er in 2013 naar verwachting bijna 40 duizend huishoudens met kans op armoede bij, waardoor het totaal op 703 duizend (9,9 procent) zou uitkomen. De raming voor 2014 wijst op een lichte toename met 14 duizend, waardoor er 717 duizend huishoudens met een laag inkomen zouden zijn (10,1 procent).

Ook kans op langdurige armoede sterk toegenomen

Ruim 170 duizend huishoudens hadden in 2012 ten minste vier jaar achtereen een laag inkomen, 17 duizend meer dan het jaar ervoor. Het aandeel huishoudens dat langdurig onder de lage-inkomensgrens verkeert, liep daarmee op van 2,4 procent tot 2,7 procent.

Afgemeten aan het niet-veel-maar-toereikendcriterium nam de langdurige armoede in 2012 eveneens toe, van 2,2 procent naar 2,7 procent van alle mensen.

Armoede bij risicogroepen verder toegenomen

Bij alle groepen die van oudsher al kampen met een hoog risico op armoede nam het aandeel huishoudens met een inkomen onder de lage-inkomensgrens in 2012 verder toe. Bij huishoudens die bijstand ontvingen, liep het percentage met een inkomen onder de lage-inkomensgrens op van 69 procent in 2011 naar bijna 74 procent in 2012; bij eenoudergezinnen van 28 naar 30 procent; bij alleenstaanden tot 65 jaar van 18 naar 20 procent; en bij niet-westerse huishoudens van 25 naar bijna 29 procent. Binnen de groep niet-westerse huishoudens was de kans op armoede in 2012 aanmerkelijk kleiner voor de tweede (bijna 20 procent) dan voor de eerste generatie (31 procent).
Op basis van het niet-veel-maar-toereikendcriterium is het armoedepercentage in 2012 eveneens het hoogst bij bijstandsontvangers (47 procent), alleenstaande moeders (24 procent) en migranten (uit Polen: 18 procent; uit Turkije: 19 procent; uit Marokko: 21 procent).

Arme volwassenen hebben vaak werk; ruim de helft is van Nederlandse origine

Absoluut bezien hebben arme volwassenen vaak werk. Op basis van het niet-veel-maar-toereikendcriterium  waren er in 2012 348 duizend werkende armen (waaronder 165 duizend zelfstandige ondernemers, zowel met als zonder personeel). Er waren toen 255 duizend arme uitkeringsontvangers en 79 duizend arme 65-plussers. Ook is de meerderheid van Nederlandse komaf: van de 813 duizend volwassenen in armoede waren er 488 duizend autochtoon.

Sterke groei armoede onder kinderen

Sinds 2007 zijn er ruim 100 duizend arme kinderen bijgekomen, waardoor het aantal 0-17-jarigen beneden het niet-veel-maar-toereikendcriterium in 2012 is opgelopen tot 384 duizend (11,4 procent van alle kinderen, +3,4 procentpunt). Eén op de drie armen is jonger dan 18 jaar. De armoede onder kinderen is nog wel minder dan tijdens het hoogtepunt in 1994.

Armoedegroei tijdens de crisis uiteengelegd

Het aandeel mensen onder het niet-veel-maar-toereikendcriterium nam in de periode 2007-2012 met 2,1 procentpunt toe.  Deze toename komt voor eenderde voort uit het gestegen armoederisico van kinderen. Nog eens eenderde houdt verband met veranderingen bij de uitkeringsontvangers. Dit betreft vooral de gegroeide groep werklozen en bijstandontvangers, die bovendien meer risico op armoede ging lopen. Tot slot hangt een derde van de gestegen armoede tijdens de crisis samen met ontwikkelingen bij werkenden. Er kwamen minder loontrekkenden en meer zelfstandigen, en in beide groepen steeg het armoederisico.

Financiële problemen

Huishoudens met risico op armoede kampen vaak met financiële problemen.
Acht op de tien huishoudens met een inkomen onder de lage-inkomensgrens gaven in 2012 aan onvoldoende geld te hebben voor uitgaven op het vlak van voeding, kleding, woninginrichting en vakantie. In dat jaar had 11 procent van de huishoudens met een laag inkomen een achterstand in de betaling van huur of hypotheek. Dit is ruim hoger dan in 2008, toen dit aandeel 7 procent bedroeg maar wel iets minder dan in 2011 (13 procent). De groep met weinig inkomen die zich genoodzaakt zag schulden te maken, groeide van ruim 5 procent in 2008 naar bijna 8 procent in 2013.

Gemeenten en postcodegebieden met veel armoede

In 2011 bevond bijna een kwart van alle huishoudens met een inkomen onder de lage-inkomensgrens zich in één van de vier grote steden. Vooral in Amsterdam (15,4 procent), Rotterdam (14,9 procent) en Den Haag (14,0 procent) was het aandeel huishoudens met een laag inkomen hoog. Naast deze drie gemeenten bevat de top 10 onder meer ook Groningen (14,0 procent) en drie Zuid-Limburgse gemeenten, te weten Vaals (13,7 procent), Heerlen (13,0 procent) en Kerkrade (11,8 procent).

Op basis van het niet-veel-maar-toereikendcriterium was het armoedepercentage in 2011 het hoogst in de drie grootste steden (11,4-12,3 procent van alle inwoners) en Vaals (10,4 procent). In Den Haag en Rotterdam steeg de armoede sinds 2009 meer dan in Amsterdam. Rotterdam heeft de meeste arme postcodegebieden in de top-20. Het postcodegebied met het hoogste armoedepercentage bevond zich in 2011 echter in Leeuwarden (PC 8924, Heechterp-Schieringen: 25,6 procent), dat met het grootste aantal armen lag in Den Haag (PC 2525, Schilderswijk-West: 3.600 personen).

Armoedesignalement 2013. CBS/SCP, Den Haag: Centraal Bureau voor de statistiek, ISBN 978 90 377 9689 5, prijs € 14,50.
De publicatie is verkrijgbaar bij de (internet-)boekhandel of te bestellen via de website www.scp.nl of via verkoop@cbs.nl

Voor meer informatie:
CBS: dr. P.H. van Mulligen, tel. 070 - 337 4444, e-mail: persdienst@cbs.nl
SCP: dr. J.C. Vrooman, tel. 070 - 340 7846 of 06 - 11585136, e-mail: c.vrooman@scp.nl