Nederland heeft zevende handelsoverschot in de wereld
Wereldwijd heeft Nederland het op zes na grootste overschot in de goederenhandel. Een land heeft een handelsoverschot als het voor meer geld goederen exporteert dan importeert, omgekeerd heeft het een handelstekort. Dit heeft CBS vandaag bekendgemaakt.
Drie eurolanden bij landen met grootste tekorten
China en Duitsland hebben in absolute zin de omvangrijkste overschotten in de wereld. De Verenigde Staten hebben verreweg het grootste handelstekort in de goederenhandel. In 2014 bedroeg het tekort bijna 800 miljard dollar, meer dan het overschot van China en Duitsland samen. Bijna de helft van het tekort van de VS heeft te maken met handel tussen de VS en China. Nederland heeft met 85,6 miljard dollar het tweede handelsoverschot van de Europese Unie, na Duitsland, en het zevende overschot in de wereld. Inclusief doorvoerstromen exporteerde ons land in 2014 voor 672,4 miljard dollar en importeerde Nederland voor 586,8 miljard dollar. Drie eurolanden staan in de ranking van landen met de meest negatieve handelsbalans in dollars gemeten. Dat zijn Frankrijk (5e), Spanje (9e) en Griekenland (11e).
In vergelijking met het bbp van elk land zijn de overschotten van Duitsland (8 procent van het bbp) en China (4 procent) kleiner dan het overschot van Nederland (10 procent). Nederland staat in deze relatieve ranglijst rond de 25e positie in de wereld. Het tekort van Griekenland (12 procent) is als percentage van het bbp een stuk groter dan het tekort in de VS (5 procent), Frankrijk (3 procent) of Spanje (2 procent).
Nederlands aandeel in handelstekort Griekenland relatief beperkt
Nederland heeft in de goederenhandel een handelsoverschot in de handel met Frankrijk, Spanje en Griekenland. Het Nederlandse aandeel in het totale handelstekort van Frankrijk is 28,8 procent, in het geval van Spanje en Griekenland is dat 20,4 en 9,5 procent. Voor een groot deel gaat het hier echter om wederuitvoer- en doorvoerstromen door het Nederlandse grondgebied, zowel bij de Nederlandse invoer als de uitvoer. Het gaat dan bijvoorbeeld om Chinese computers die Nederland doorverkoopt aan Frankrijk of Franse wijn die Nederland doorvoert naar de Verenigde Staten.
Na correctie voor deze doorvoerstromen ontstaat een economisch relevanter beeld ten aanzien van het Nederlands aandeel. Het Nederlandse aandeel in de tekorten van Frankrijk, Spanje en Griekenland daalt dan aanzienlijk. Zo daalt het aandeel in het Griekse tekort naar 6,5 procent. Deze correctie kan iets te fors zijn, omdat er niet is gecorrigeerd voor mogelijke doorvoerstromen tussen Griekenland en andere landen. Het economische relevante aandeel van Nederland in het Griekse tekort ligt daarmee iets boven de 6,5 procent.
Handelsoverschot duidt vaak op concurrentiekracht
De handelsbalans is geschikt om inzicht te geven in het concurrerend vermogen van een land. Een handelsoverschot duidt er vaak op dat een land concurrerend is op de wereldmarkt in de productie van goederen. Dat kan met een relatief lage prijs of een relatief hoge kwaliteit. Echter, ook het aanbod van natuurlijke hulpbronnen kan een rol spelen bij de totstandkoming van handelsoverschotten, zoals in het geval van ruwe aardolie.
Een toename van het handelsoverschot kan soms duiden op een achterblijvende binnenlandse consumptieve vraag ten opzichte van de groei van het bbp. De Europese Commissie monitort periodiek de handelsbalansen binnen de EU als percentage van het bbp, omdat zeer grote overschotten of tekorten kunnen leiden tot macro-economische onevenwichtigheden.
Om een accuraat beeld te geven van het belang van de goederenexport voor Nederland dient te worden gekeken naar de toegevoegde waarde van de export, oftewel de bijdrage van de export aan het bbp. De handelsbalans is gebaseerd op meting van omzetwaardes, terwijl economische welvaart wordt bepaald door toegevoegde waarde. Het handelsoverschot als percentage van het bbp groeide in de periode 2010-2013 iets harder dan de bijdrage van de export aan het bbp. Het eerste groeide van 6,9 procent in 2010 tot 9,6 procent in 2013 en de ander kende een lichte toename van 19,5 procent tot 21,5 procent van het bbp.