Vooral nieuwkomers in door vuurwerkramp getroffen buurt
Vijftien jaar na de vuurwerkramp in de Enschedese wijk Roombeek-Roomveldje op 13 mei 2000 wordt deze buurt vooral bewoond door mensen die er voor de ramp nog niet woonden. Vier op de vijf bewoners zijn er pas na de ramp komen wonen. Dat meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vandaag.
Begin 2014 vormden de groep die er bleef wonen nog maar 13 procent en de mensen die na de ramp terugkeerden 8 procent van de bijna 4 400 bewoners. Voor de ramp telde de buurt bijna 3 100 bewoners. De groei van de bevolking hangt samen met een uitbreiding van het aantal woningen in de buurt, onder andere op voormalige fabrieksterreinen.
Na de vuurwerkramp verliet ruim 40 procent van de bewoners - al dan niet gedwongen door vernielde huizen - de buurt. Het grootste deel daarvan woonde begin 2001 elders in Enschede; 4 procent woonde buiten deze gemeente.
Vooral de leeftijdsgroep 45-65 is er na de ramp blijven wonen of teruggekeerd. Van de nog levende bewoners woonde 58 procent van die leeftijdsgroep begin 2014 nog steeds of weer in de buurt. Ook verhuisde ouderen vonden na 2001 hun weg terug naar Roombeek, maar velen van hen woonden in 2014 niet meer zelfstandig. Van de toentertijd verhuisde jongeren woont anno 2014 slechts 7 procent weer in de buurt.
In de nasleep van de ramp vertrok twee derde van de niet-westerse allochtonen uit de buurt. In de herstelperiode keerde een deel van hen terug. Van de gedwongen verhuizers uit deze groep woonde 36 procent in 2014 weer in Roombeek. Onder autochtonen en westerse allochtonen was dat 16 respectievelijk 23 procent.