Aandeel religieuzen verder gedaald, behalve bij niet-westerse allochtonen en ouderen
Het aandeel religieuzen in Nederland is in 2014 opnieuw gedaald, tot 51 procent. Onder niet-westerse allochtonen en ouderen is dit echter stabiel gebleven. In deze groepen is de meerderheid godsdienstig. Dat heeft het CBS vandaag bekendgemaakt.
Acht op de tien niet-westerse allochtonen godsdienstig
In 2014 beschouwde nog maar net iets meer dan de helft (51 procent) van de volwassenen zichzelf als godsdienstig. In 2010 was dat nog 55 procent. Het aandeel religieuzen verschilt sterk tussen verschillende bevolkingsgroepen. Van de niet-westerse allochtonen is 79 procent godsdienstig, aanzienlijk meer dan onder westerse allochtonen (50 procent) en autochtonen (47 procent). Vrouwen zijn met 54 procent wat vaker godsdienstig dan mannen (48 procent), en ouderen vaker dan jongeren. Van de 18- tot 35-jarigen behoren vier op de tien tot een religieuze groepering, tegen ruim zeven op de tien 75-plussers. Ook opleiding is relevant: van de lager opgeleiden is 60 procent godsdienstig, van de middelbaar opgeleiden 50 en van de hoger opgeleiden 42 procent.
Aandeel religieuze ouderen en niet-westerse allochtonen stabiel
In tegenstelling tot de algemene daling van het aandeel godsdienstigen is dat bij 75-plussers en niet-westerse allochtonen sinds 2010 stabiel. De afname treedt verder in vrijwel gelijke mate op bij mannen en vrouwen, laag en hoog opgeleiden, autochtonen en westerse allochtonen. De sterkste daling is te zien bij 18- tot 35-jarigen.
Kerkgang bij ouderen gedaald
Van de volwassen bevolking gaat 16 procent regelmatig – ten minste een keer per maand – naar een religieuze dienst. In 2010 was dat nog 18 procent. Vrouwen gaan met 17 procent iets vaker naar een kerk, moskee of synagoge dan mannen (15 procent). De kerkgang onder 18- tot 35-jarigen is sinds 2010 stabiel gebleven. Bij de oudere leeftijdsgroepen is deze gedaald, vooral bij de 65- tot 75-jarigen (van 28 naar 21 procent). Onder alle opleidingsgroepen is er een lichte daling van het bezoek aan religieuze diensten. Dat geldt ook voor autochtonen en westerse allochtonen. Onder de niet-westerse allochtonen is het echter stabiel. Daardoor zijn de verschillen tussen de drie herkomstgroepen gegroeid. In 2014 ging 30 procent van de niet-westerse allochtonen regelmatig naar een dienst, tegen 15 procent van de autochtonen en 11 procent van de westerse allochtonen.
Bron: Religieuze betrokkenheid van bevolkingsgroepen, 2010–2014 (artikel)