Mineralen in de landbouw, 1990-2006*

De Nederlandse landbouw heeft al jaren te maken met grote mineralenoverschotten. Deze vinden hun oorsprong in het grootschalig gebruik van kunstmest en (grotendeels geïmporteerde) veevoedergrondstoffen. Hiermee worden veel meer nutriënten op landbouwgrond aangevoerd dan er met landbouwproducten worden afgevoerd. Met name de stikstof- en fosforoverschotten uit de landbouw dragen in belangrijke mate bij aan de vermesting en verzuring van het milieu.

In 2005 bedroegen de mineralenoverschotten in de landbouw ongeveer 440 mln kg stikstof, 35 mln kg fosfor en 90 mln kg kalium. Dit is een sterke daling ten opzichte van het topjaar 1986: van stikstof met circa 45 procent, van fosfor met 60 procent en van kalium met 55 procent. Het CBS heeft voor diverse jaren de stikstof-, fosfor- en kaliumoverschotten in de landbouw vastgesteld en gepubliceerd. De methodiek is beschreven in de publicatie 'Mineralen in de landbouw, 1970-1990' (CBS, 1992).   

Mineralenoverschotten en beleid sinds 1970 

De overschotten in 2005 bedroegen 419-443 mln kg stikstof, 36-37 mln kg fosfor en 85-89 mln kg kalium. Dit is een stijging ten opzichte van 2004: stikstof steeg met 4 procent, fosfor met ruim 20 procent en kalium zelfs met ruim 50 procent. Deze stijging kwam deels door een iets hogere aanvoer met dierlijke mest (2-3 procent hoger) en deels door een iets lagere gewasproductie ten opzichte van 2004 (circa 4-7 procent lager). Daarentegen is er minder stikstofkunstmest (7 procent minder) en kalikunstmest (9 procent minder), en juist meer fosfaatkunstmest (17 procent meer) gebruikt ten opzichte van 2004.

Cijfers van 2006 (voorlopig) wijzen op een verdere stijging van de overschotten ten opzichte van 2005: het stikstofoverschot steeg met 7 procent, het fosforoverschot met 14 procent en het kaliumoverschot met 49 procent; dit komt vooral door een veel lagere gewasproductie in 2006 (stikstof daalde met 9 procent en zowel fosfor als kalium laten een daling zien van 13 procent).

Ontwikkeling van de overschotten, 1983-2006*

mineralen in de landbouw, 1983-2006*

De mineralenoverschotten in de landbouw stegen tot 1986 door de toegenomen omvang van de veestapel. Daarna kwam een daling tot stand door de invoering van wettelijke maatregelen zoals de Beschikking Superheffing (1984) en de Mestwetgeving. De Superheffing leidde tot een sterke daling van het aantal runderen. Ook zijn de mineralengehalten van krachtvoer, vooral de fosforgehalten, gedaald. Verder is het gebruik van stikstofmeststoffen aanzienlijk afgenomen in de periode 1986 tot 1990. Daarna (tot 1999) is het stikstofgebruik en daarmee het overschot echter nauwelijks afgenomen. Dit komt doordat het mestbeleid nog vooral gericht was op het terugdringen van het fosfaatgebruik. Vanaf 1998 richt het mestbeleid zich ook op stikstof (Nitraatrichtlijn (EU, 1991); MINAS (LNV, 1995)), waarbij er normen gesteld worden aan de stikstofbelasting van landbouwgrond om zo ook de uitspoeling van nitraat naar het grondwater en oppervlaktewater te beperken en de kwaliteit van het drinkwater veilig te stellen.

MINAS, 1998-2005

Na de introductie van dit ‘Mineralen Aangifte Systeem’ (MINAS) kwam de daling van het stikstofoverschot weer op gang en zijn de overschotten van fosfor en kalium verder omlaag gegaan. In 2000 werd een afname bereikt van circa 15 procent ten opzichte van 1997 mede door een fors lager gebruik van meststoffen. In 2002 zijn de overschotten al sterk gedaald ten opzichte van 1997: stikstof met circa 30 procent, fosfor met circa 35 procent en kalium met circa 40 procent. De dalende trend werd in 2003 verstoord door een fors lagere afvoer met gewassen dan in een normaal jaar. In 2004 daalden de overschotten weer: stikstof met 33 procent, fosfor met 43 procent en kalium met 47 procent ten opzichte van 1997. Maar in 2005 (het laatste MINAS-jaar) kwam weer een stijging tot stand deels door een lagere afvoer (met gewassen) en deels door een hogere aanvoer met meststoffen (fosfor en kalium), ten opzichte van 1997 daalde stikstof met 31procent, fosfor met 30 procent en kalium met 19 procent. Ten opzichte van 1986 bedroeg de daling in 2005 voor stikstof 47 procent, voor fosfor 60 procent en voor kalium 56 procent. Per 1 januari 2006 is het Nieuwe Mestbeleid in werking getreden waarbij er aanvoernormen voor stikstof en fosfor gelden in plaats van de verliesnormen in het MINAS-systeem. Er zijn nog geen definitieve uitkomsten voor 2006, maar op basis van een aantal beschikbare gegevens is te zien dat de stijgende trend zich vanaf 2004 voortzet vooral als gevolg van opnieuw lagere gewasopbrengsten.

Het mineralenoverschot wordt bepaald door de aan- en afvoer van mineralen. De afvoer met gewassen is behalve van de mate van bemesting en grondsoort ook afhankelijk van de weersomstandigheden. Jaarlijks kunnen de gewasopbrengsten door veranderde weersomstandigheden sterk van elkaar afwijken met als gevolg schommelingen in de overschotten. In 2005 bedroegen de overschotten circa 40-60 procent (voor fosfor 40 procent, voor kalium 55 procent en voor stikstof 60 procent) van de totale aanvoer van mineralen. Dit is een flinke verbetering sinds de invoering van MINAS. In 1997 was dit voor fosfor en kalium nog 55 procent en voor stikstof 70 procent en in 1990 was dit voor fosfor en kalium 65 procent en voor stikstof 75 procent.

Norma Fong.

Bron: Mineralenbalans Nederlandse landbouw, 1970-2006*

Meer informatie is beschikbaar over:

Stroomschema's stikstof, fosfor en kalium

Sectorbalansen 1990-2005

Bodembalansen 1990-2006*

Referenties